- ophangen
- {{ophangen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [telefoongesprek beëindigen] hang up ⇒ 〈Brits-Engels ook〉 ring offII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [in de hoogte hangen] hang (up) ⇒ 〈mededeling ook〉 post2 [ter dood brengen] hang3 [figuurlijk] [vastpinnen] pin down♦voorbeelden:1 een briefje ophangen • pin up a notice/notede was ophangen • hang (out) the wash(ing)ophangen aan de muur/het plafond/een spijker • hang on the wall/from the ceiling, nail up2 opgehangen worden • be hangedzich ophangen (aan een balk) • hang oneself (from a rafter)3 iemand ophangen aan een uitspraak • pin someone down (to a statement), make someone answer for his words
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.